Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

lava

betekenis & definitie

v./m. (-s), uitvloeiingsgesteente uit de kraters van vulkanen of uit spleten in de aardkorst, al of niet gestold.

De snel vloeiende wit, geel of rood gloeiende lavastroom of de bijna gestolde traag vloeiende, met een bruine korst bedekte stroom verwoesten alles wat op hun weg voorkomt. De lava stolt bij een temperatuur van 600-1000 °C, afhankelijk van o.a. het kiezelzuurgehalte.

De vorm van de oppervlakte van een lavastroom wordt beheerst door een aantal van elkaar afhankelijke factoren: de diepte van de magmahaard en de samenstelling van het magma (waaronder het gasgehalte), de viscositeit en de temperaturen van uitvloeiing en van stolling. Wanneer de door stolling gevormde slakkenkorst van een dun vloeibare lava (basalt) bij het verder stromen wordt gebroken en de stukken lava weer worden aaneengekit, vertoont de oppervlakte van de lava tal van uitstekende blokken en schollen (blok- en aalava). Lava met een grote viscositeit vloeit rustiger; dan heeft het gestolde oppervlak een golvend karakter of het lijkt op naast elkaar liggende dikke kabels (touw- of pahoehoe lava). Bijzonder grillig wordt de oppervlakte wanneer veel gassen aan de stollende lava ontsnappen; de lava blijft poreus of sponsachtig (puimsteen). Verder is er de kussenlava, die kenmerkend is voor uitvloeiing onder zee, waarbij reeds gestolde lava door nieuw opwellende lava doorbroken wordt. In de vulkaankrater kan een meer van vloeibare lava, een lavameer, ontstaan.

Soms is de lava zo dik-vloeibaar, dat zij niet uit kan stromen, maar als een koepelvormige massa boven de oppervlakte stolt (Puy de Dôme in Auvergne) of als een prop in de kraterpijp blijft zitten, die bij een latere eruptie uitgestoten kan worden (Merapi op Java, Montagne Pelée op Martinique). Ontsnapt het gas explosief bij het opstijgen van de lava in de kraterpijp, dan kan een deel van het meegevoerde materiaal tot efflata worden vergruisd (as, lapilli).

< >