plantengeslacht uit de familie Papilionaceae, met ca. 120 soorten kruidachtige, al dan niet overblijvende planten van het noordelijk halfrond, Zuid-Amerika, en gebergten in Afrika. Blad rankend . Stijl op de rugzijde afgeplat, harig nabij de top aan de binnenzijde.
Zaad zonder kiemwit. De bekende lathyrus, is Lathyrus odoratus, pronkerwt, een eenjarige klimplant met grote, geurige bloemen (uit Sicilië afkomstig), in talloze variëteiten gekweekt, overal ter wereld in gematigde klimaten. In de Benelux komt in het wild een twaalftal soorten voor, b.v. L. aphaca, naakte lathyrus, met zeer grote, breed-spiesvormige steunblaadjes en gele bloemen en L. nissolia, graslathyrus, met kleine steunblaadjes (zonder ranken) en rode bloemen. L. tuberosus, aardaker, heeft geurige helderrode bloemen en knolletjes in de bodem, en werd vroeger daarom wel gekweekt, evenals de Zuideuropese overblijvende sierplant L. latifolius, breedbladige lathyrus, met roze of witte bloemtrossen.