Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

lassen

betekenis & definitie

(laste, heeft gelast), (overg.)

1. als een las invoegen of ergens op aanbrengen; ook fig.: die woorden zijn ertussen gelast;
2. door een las verbinden; het onder toevoeging van energie verbinden van onderdelen al of niet met toevoeging van een soortgelijk materiaal: metalen, autogeen en elektrisch lassen; door lassen vervaardigen: scheepsrompen worden thans meestal gelast;
3. (kuiperij) van lassen (kepen) voorzien;
4. verbinden: zinnen aan elkaar lassen; (textielindustrie) aanlappen.

Het lassen bestaat hierin dat men beide te verbinden stukken in vloeibare of deegachtige toestand brengt, waarna men al of niet soortgelijk materiaal (lasstaaf) vloeibaar toevoegt, zodat het geheel samenvloeit en als een geheel stolt, of waarna men de stukken aaneendrukt. Men past lassen toe voor vrijwel alle metalen en voor thermoplastische kunststoffen.

De meeste lasmethoden kunnen over twee hoofdgroepen verdeeld worden: druklassen en smeltlassen.

DRUKLASSEN

De toevoer van energie geschiedt bij het koudlassen geheel in de vorm van druk. Bij het warmdruklassen wordt naast druk nog op andere wijze energie toegevoegd. Bij wellen (smeedlassen) worden de warmgestookte einden op elkaar gehamerd. Door een chemische reactie onstaat bij thermietlassen warmte. Een elektrische vonk als gevolg van het ontladen van een condensator van de snel naar elkaar toegebrachte te lassen voorwerpen, verhit de lasplaats bij het percussielassen.

Stiftlassen is een methode om stiften over hun gehele doorsnede op het werkstuk te lassen. Nadat de stift op het werkstuk gedrukt is, vormt de stroom een vlamboog die beide onderdelen op het raakvlak tot smelten brengt. Het vlamdruklassen (autogeen druklassen) heeft als warmtebron een gas-zuurstofvlam waarmee de op elkaar gedrukte vlakken worden verwarmd tot weltemperatuur.

Het elektrisch weerstandlassen maakt gebruik van de overgangsweerstand van de tegen elkaar geplaatste delen als ze in een elektrische stroomkring opgenomen zijn. Er zijn verschillende methoden:

puntlossen, rollassen (rolnaadlassen), projectie-lassen, stomplassen. Bij inductief lassen wordt verwarmd met behulp van inductiespoelen. De indringdiepte van de inductie (en dus van de verwarming) is afhankelijk van de frequentie van de wisselstroom: 75 mm bij 50 Hz, 1,7 mm bij 100 kHz (skineffeet). Bij een wanddikte die onder de indringdiepte ligt, is de werking van de inductieve verwarming echter slecht. Toepassing: lassen van buizen met een buitenmiddellijn van 75—125 mm.

SMELTLASSEN

Hierbij wordt warmte toegevoegd om de te lassen onderdelen zodanig te verhitten dat ze aan elkaar smelten, al of niet onder toevoeging van vloeibaar materiaal.

De warmtebron is bij het autogeen lassen een vlam, verkregen door verbranding van acetyleen, waterstof, propaan, butaan of aardgas met zuurstof, bij het thermiet(smelt)lassen een chemische reactie, en bij ,booglassen een elektrische vlamboog. Booglassen wordt onderverdeeld in vele methoden w.o. argonarclassen (WIG-of TIG-lassen)en MIG-lassen (sigma-lassen).

Onder smeltlassen rangschikt men ook het gietsmeltlassen (ovenlassen), een in Polen ontwikkelde methode die doet denken aan het dichtgieten van scheuren op een ijsbaan door ze te vullen met water. De wanden van het smeltbad (afgedekt met slak) worden verkregen met behulp van verschuifbare koperen platen.

ANDERE LASMETHODEN EN –PROCÉDÉS

Het elektronenstraallassen verkrijgt zijn warmte door een elektronenbombardement op de lasplaats. Bij het laserstraallassen wordt warmte geleverd door laser. Door concentratie van de vlamboog bij het plasma-lassen treedt een hoge mate van ionisatie op. De warmte bij het ultrasoonlassen wordt verkregen door de te lassen oppervlakken onder hoge trilling te brengen.

GESCHIEDENIS

Hoewel reeds in 1842 het principe van het elektrisch smeltlassen aan de Engelsen Davy en Artus bekend was, duurde het tot 1891 eer aan de Rus Slavianov patent werd verleend op zijn elekrische lasmethode. Hieraan kleefde nog het grote nadeel dat een krachtige gelijkstroom vereist was om een stabiele vlamboog te handhaven. Daarom kwam het autogeen lassen, in 1900 door de Fransman Le Chatelier beschreven, toch nog sneller tot ontwikkeling. Pas met het beschikbaar komen van de wisselstroomlastransformator (1923) heeft het elektrisch booglassen een grote vlucht genomen.

< >