Else, Duits dichteres, *11.2.1876 Elberfeld, ♱22.1.1945 Jeruzalem; van orthodoxjoodse afkomst. Lasker-Schüler trachtte in haar werken de werkelijkheid te ontvluchten door een schijnwereld te scheppen, waarin oosterse motieven op de voorgrond traden.
In 1933 vluchtte zij naar Zwitserland; vanaf 1937 woonde zij te Jeruzalem. Haar gedichten behoren deels tot de neoromantiek, deels tot het vroege expressionisme. Zij beïnvloedde o.a. de schrijvers P.Hille, G.Trakl, T.Däubler, F.Werfel en G.Benn.
Werken: poëzie: Styx (1902), Meine Wunder (1911), HebraïscheBalladen (1913), Mein blaues Klavier (1943); drama: Die Wupper (1908); proza: Die Nächte Tino von Bagdads (1907), Mein Herz (1912), Der Prinz von Theben (1914), Der Malik, eine Kaisergeschichte (1920), Arthur Aronymus (1932), Das Konzert (1932), Das Hebraerland (1937). Uitgaven: Gesammelte Werke (3 dln. 1959—61); Sämtliche Gedichte (1966).
LITT. W.Kraft, E.Lasker-Schüler (1951); E.Aker, E.Lasker-Schüler (1957); J.P.Wallmann, E.Lasker-Schüler (1966); G.Guder, E.Lasker-Schüler (1966).
