m. (-pen), (elektrotechniek) beschermkap ter isolatie van de blanke ineengedraaide einden
(las) van elektrische leidingen; ook onderdeel voor het verbinden van leidingen.
In de lasdop is een konisch gewonden draad (moer) aangebracht, die een groefje in de kern van ineengedraaide leidingen snijdt, waardoor de lasdop stevig komt vast te zitten. De lasdop wordt ondergebracht in een lasdoos.
In de verbindende lasdoos worden de blank gemaakte leidingeinden door een verend onderdeel geklemd en met elkaar verbonden.