v., de precessie van het elektronensysteem van een atoom als er een magnetisch veld wordt aangelegd.
Een rondcirkelend elektron kan worden opgevat als een kringstroom. Deze stroom veroorzaakt een magnetisch veld en een magnetisch moment 𝜇. ♱ Hoewel men voor een verklaring van het magnetisch moment van atomen de klassieke fysica moet vervangen door de quantummechanica, kan men toch stellen dat, wanneer de beweging van de elektronen in een atoom resulteert in een nettostroom, er een magnetisch moment is. Wanneer nu een magneetveld B wordt aangelegd, waarbij de vectoren B en 𝜇 niet evenwijdig zijn, zal er een precessiebeweging optreden: de vector 𝜇., die de oriëntatie van het atoom ten opzichte van het magneetveld geeft, roteert om een as evenwijdig aan het magneetveld (afb.). De larmorfrequentie is de precessiefrequentie van de vektor 𝜇. In het klassieke beeld is de larmorfrequentie gelijk aan ωL = - eB/2m, waarin -e de lading en m de massa van het elektron is. Dit is de helft van de cyclotronfrequentie.