plantengeslacht uit de familie Pinaceae, met ca. 8 soorten tot 40 m hoge naaldbomen (Coniferospermae), van het gematigde noordelijk halfrond. Naalden jaarlijks afvallend, aan jonge scheuten alleenstaand, in bundels aan zijdelingse dwergloten (een maand later komen de langloten).
Kegels rijpen na een jaar (kegelschubben blijvend). Zie lariks.