[Lat.], o. (-ria), huiskapel in het Romeinse huis, zo geheten vanaf de Keizertijd (daarvoor sacrarium of sacellum genoemd). Hierin werden de huisgoden (de penaten), de -Maren en de genius vereerd.
Het lararium stond oorspronkelijk bij de haard in het natrium, later ook wel in andere delen van het huis. Het heiligdom bestond uit een muurschildering of een nis met bronzen figuur erin of een klein tempeltje (aedicula) waarin bronzen beeldjes. De afbeeldingen en figuren zijn zeer verschillend, maar er is altijd een altaar bij.
LITT. G.K.Boyce, Corpus of the larariaof Pompeji (1937).