Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

landklimaat

betekenis & definitie

o., klimaat van het vasteland.

Het landklimaat kenmerkt zich in het algemeen door hete zomers en koude winters. Boven grote oppervlakken land zijn de winters koud, boven grote oppervlakken water zijn de zomers koel. Omdat de continenten m.n. op het noordelijk halfrond zijn gelegen en de oceanen het grootste deel van het zuidelijk halfrond beslaan, vallen de koude winters op het noordelijk halfrond in dezelfde tijd als de koele zomers ten zuiden van de evenaar. Daarom is in jan. de gemiddelde temperatuur van de lucht boven de gehele aarde (gemeten op 1-2 m hoogte) lager dan die van juli. Boven de continenten is zowel de dagelijkse als de jaarlijkse gang in de temperatuur veel sterker dan boven zee. Het maximum en het minimum in de jaarlijkse gang vallen gewoonlijk in de maand na de zonnewende.

Het beloop van de temperatuur is symmetrisch ten opzichte van het maximum en minimum, vooral boven de continenten van de gematigde breedten. Men spreekt van een landklimaat als de jaarlijkse schommeling (amplitude) in de temperatuur gemiddeld meer dan 20 °C is. Binnen de keerkringen blijft de jaarlijkse amplitude gemiddeld kleiner dan 15 °C. Een landklimaat heeft over het algemeen ‘s zomers meer neerslag dan ‘s winters, omdat de warmere lucht in de zomer meer waterdamp kan bevatten en de ontwikkelde hoge drukgebieden in de winter de neiging hebben de hoeveelheid neerslag te beperken. Tevens is er ‘s zomers boven land meer convectie dan ‘s winters, waardoor de kans op neerslag groter is.

< >