[<Gr. kubos], m. (-sen), 1. (ook: hexaëder) regelmatig zesvlak (e);
2. voorwerp of hoeveelheid van een stof in die vorm.
(e) Een kubus is een rechthoekig prisma waarvan het grondvlak een vierkant is en de opstaande ribben gelijk zijn aan de zijden van het vierkant. Een kubus heeft acht hoekpunten, zes zijvlakken en twaalf ribben. De inhoud is gelijk aan de derde macht van de lengte van zijn ribbe, b.v. een kubus met een ribbe van 5 cm heeft dus een inhoud van 53 cm³ = 125 cm³. Een kubus is in de kristallografie de eenheidsvorm van het regulaire kristalstelsel.