verbrandingsmotor waarbij door een speciale vormgeving van zuigerlichaam en verbrandingsruimte de chemische energie van de brandstof direct in een roterende beweging wordt omgezet. Hierdoor kunnen krukas en drijfstang vervallen en behoeven geen heen en weer gaande delen versneld en vertraagd te worden.
Reeds in 1588 werd door Ramelli een roterende zuigermachine beschreven en na de ontwikkeling van de zuigerverbrandingsmotor werden vele typen roterende zuigermotoren voorgesteld. Ofschoon de krukasloze motor om zijn gunstige wrijvingsverliezen en rustige gang ongetwijfeld te verkiezen is boven de heenen weergaande zuigermotor met zijn vele heen en weer te bewegen onderdelen is de ontwikkeling nagenoeg alleen op laatstgenoemd type gericht geweest. Vooral de problemen bij het afdichten van de verbrandingsruimten, de smering van de over elkaar glijdende vlakken, de inen uitlaatconstructie en de koeling hebben in principe de oplossing belemmerd. Bij de reeds in 1938 ontworpen →wankelmotor duurde het meer dan 30 jaar alvorens de problemen rond een goede gasafdichting tussen rotor en stator redelijk werden opgelost. De smering is bij krukasloze motoren gevoeliger dan bij de normale zuiger motoren, omdat koolafzetting bij de af te dichten delen de beweeglijkheid sterk beïnvloedt. Bij zuigermotoren wordt de smeerolie voor de krukas in het carter tevens benut om de smeerfilm op de cilinderwand te vormen.
De afdichting van de krukasloze motor vereist echter een afzonderlijke doseerpomp wat een nadeel is. Ook de koeling van de bewegende delen is een zwaarwegend probleem. De meeste constructies hebben inen uitlaatpoorten, geen kleppen.