(kruide, heeft gekruid),
I. (overg.)
1. (een kruiwagen) voor zich uit duwen, of wel (absol.) met een kruiwagen rijden; scherts, ook wel van andere zaken gezegd die men voortduwt;
2. met een kruiwagen of kruiwagens vervoeren, aanbrengen: mest, zand, stenen —; oneig. soms voor vervoeren in het algemeen;
3. (fig.) van personen, ze voorthelpen, ze aan een positie helpen door voorspraak of invloed;
4. een molen —, hem, of de kap met de wieken, van stand laten veranderen en naar de wind zetten; ook met de molen als subject;
5. (zeevaart) verticaal staande voorwerpen in horizontale richting verplaatsen;
II. (onoverg.)
1. zich (moeizaam) voortbewegen, sjokken;
2. (van het ijs in rivieren en van rivieren zelf) losraken en in beweging komen, m.n. zodat de schotsen over elkaar schuiven.