m. (-s), in de 13e eeuw in Tirol vervaardigde kleine zilveren munt, zo genoemd naar het erop voorkomende kruis.
(e) In Zwitserland, Beieren, Baden en in de Zuidduitse staten was de gulden in 60 kreuzer verdeeld. In Zwitserland bleef de kreuzer in gebruik tot 1852. Van 1857—1900 was in Oostenrijk-Hongarije 1 gulden = 100 kreuzer. Uit de Duitse staten verdween (1871) de kreuzer met de gulden om plaats te maken voor de mark. Sedert de 18e eeuw werd hij in koper geslagen, →batz.