v. (-theken), hypotheek die tot zekerheid strekt terzake van een door een bank te verlenen krediet in rekening-courant.
(e) De krediethypotheek is in feite onverenigbaar met het accessoriteitsbeginsel: geen hypotheek zonder schuld, aangezien de schuld nog niet bestaat op het moment van de hypotheekverlening. In Nederland is de rechtsgeldigheid ervan evenwel erkend door de Hoge Raad o.a. bij arrest van 30.1.1953 (NJ 1953, 578). Aan het vereiste dat in de hypotheekakte de grootte van de schuld moet worden opgenomen, wordt voldaan door de inschrijving te nemen voor het maximumbedrag van het krediet dan wel het plafond van het verhaal; het feitelijk bedrag der rekening-courantschuld zal veelal lager liggen. Een krediethypotheek eindigt bij het verlopen van de termijn waarvoor zij werd aangegaan en niet, zoals bij de gewone hypotheek, doordat de schuld teniet is gegaan. Van echte aflossing is bij deze hypotheek dan ook in feite geen sprake. Over het bedrag waarvoor hypotheek is gegeven kan naar behoefte worden gedisponeerd, terwijl terugstorting plaatsvindt wanneer de debiteur dit wenselijk acht, en de teruggestorte gelden gedurende de looptijd weer kunnen worden opgenomen. →bankhypotheek, →bouwkrediet.
LITT: A.Russchen, Crediethypotheken (1955).