Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

krater

betekenis & definitie

[Gr., mengvat], m. (-s), 1. in het oude Griekenland een groot vat met zeer wijde opening en twee oren voor het mengen van wijn en water (e); 2. trechter of komvormige opening (e); mond van een vulkaan (→vulkanisme).

(e) ARCHEOLOGIE. In de Griekse tijd was de krater voornamelijk van aardewerk of brons. In de Romeinse tijd werd ook marmer gebruikt. Vaak werd hij beschilderd of van reliëfwerk voorzien. Vorm en afmetingen konden verschillen. De kraters dienden voor het mengen van wijn met water.

Bij Vix in Frankrijk is een Griekse krater gevonden uit de 6e eeuw v.C. Deze is van brons en heeft een inhoud van 1200 1, een hoogte van 1,64 m en een gewicht van 208 kg. →Griekenland, VAASSCHILDERKUNST.

STERRENKUNDE. Ook op planeten of satellieten komen kraters voor, ringvormige bergruggen om een centrale inzinking. Vaak is het volume van de ringwal ongeveer gelijk aan het centrale ‘tekort’, wat suggereert dat de kraters gevormd zijn door inslag van een meteoriet. De vulkanische hypothese voor het ontstaan is minder waarschijnlijk. Kraters zijn tot dusver geconstateerd op de →-maan, op →Mars en →Mercurius.

< >