Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

kozak

betekenis & definitie

[Tataars, vrije zwerver], m. (-ken), 1. lid van de volksstam der Kozakken (e); 2. lichte ruiter; 3. ruw militair.

(e) De kozakken waren in de Russische geschiedenis oorspronkelijk vrijbuiters, die zich in de 16e eeuw aan het gezag onttrokken en ten oosten en zuiden van het Moskovische rijk benden vormden. De kozakkenbenden bestonden voor een groot deel uit weggelopen lijfeigenen. Zij vormden vaak de militaire kern van boerenopstanden, maar bewezen de tsaren tevens belangrijke diensten als voorhoede van de Russische expansie in Siberië (b.v. in de 16e eeuw →Jermak) en in de Oekraïne door hun strijd tegen de Polen, Tataren en Turken; de Russische annexatie van de Oekraïne (midden 17e eeuw) berustte op een anti-Poolse kozakkenopstand. De vrije kozakken in de Oekraïne behielden een verregaande autonomie onder hun hetman, waaraan pas Catharina de Grote (ca. 1770) een einde maakte. Naast de vrije kozakken kwamen er geregistreerde kozakken, die als grenswachten dienden; na de 18e eeuw kende Rusland alleen de laatsten, militaire kozakken. Zij vormden in de laatste decennia van het tsarenrijk een betrouwbare contrarevolutionaire gendarmerie.

In de 19e eeuw werd de naam kozakken in de Oekraïne en Cis-Kaukasië gebruikt voor boeren wier voorouders geen lijfeigenen waren geweest. Onder deze boeren kregen de ‘witte’ troepen die na 1917 het bolsjewisme bestreden veel aanhang; de boeren verzetten zich ook fel tegen de agrarische collectivisatie, zodat een hoog percentage van deze kozakken gedeporteerd werd.

LITT. M.Hindus, The cossacks (1946); G.Stökl, Die Entstehung des Kosakentums (1953); P.Longworth, Die Kosaken (1973).

< >