Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

Kossmann

betekenis & definitie

Alfred Karl, Ned. letterkundige, *31 januari 1922 te Leiden. Kossmann debuteerde in 1942 met illegale poëzie. In 1952 werd hij redacteur bij Het Vrije Volk. Kossmann verwierf zich, zonder tot enige groep of school te behoren, een vooraanstaande plaats in de Ned. litteratuur. Tot zijn belangrijkste werken behoren zijn korte romans, die soms wat aan die van F. Kafka doen denken. Kossmann houdt zich vaak bezig met het menselijk tekort m.n. op seksueel gebied, wat blijkt uit zijn belangstelling voor Von Sacher-Masoch. Zijn vele reisverslagen zijn staaltjes van uitmuntende journalistiek. Werken: poëzie: Het vuurwerk (1946), De bosheks (1951), Apologie der varkens (1954), De veldtocht en andere gedichten (1959), Gedichten 1942—1965 (1969); proza: De nederlaag (1950), De moord op Arend Zwigt (1951), De linkerhand (1955), De hondenplaag, De bekering (1957), De rijmende dood (1959), De misdaad (1962), Reislust (1963), De smaak van groene kaas (1965), Reisverhaal (1966), Clownreis (1967), Dagboek van een masochist (1968), De vrouwenhaters (1968), De architect (1969), Ga weg, ga weg, zei de vogel (1971), Waarover wil je dat ik schrijf (1972), Laatst ging ik spelevaren (1973), De seizoenen van een invalide lezer (1976); Weerzien van een eiland (autobiografie, 1977).

< >