spoedprocedure in burgerlijke zaken, waarin niet een definitieve beslissing in een rechtsstrijd, maar een voorlopige voorziening of voorziening bij voorraad wordt gegeven. In Nederland is de bevoegde rechter de president van de arr.rechtbank.
In alle zaken waarin met onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening wordt vereist in het belang van partijen, althans van eiser, kan een kort geding worden gevoerd, hetzij na een vordering van de eiser, hetzij na vrijwillige verschijning van partijen voor de president. De beslissingen bij voorraad brengen geen nadeel toe aan de hoofdzaak. Dit betekent dat de rechter, die in de hoofdzaak over het bodemgeschil moet beslissen, niet is gebonden aan de voorlopige beslissingen van de rechter in kort geding. De voorziening bij voorraad vervalt, wanneer een definitieve beslissing in de hoofdzaak is gegeven, of, indien de voorziening voor een bepaalde tijd is gegeven, na het verstrijken van die tijd. Van het in kort geding gewezen vonnis van de president staat in de meeste gevallen hoger beroep bij het hof open, waarna cassatieberoep mogelijk is. Opvordering van eiser wordt in het vonnis steeds →uitvoerbaarheid bij voorraad bevolen. Voorbeelden: schorsing van een executie, opheffing van een beslag, herstel of handhaving van een toestand, verbod bij dreigend onrechtmatig handelen (artt. 289— 297 WBv).LITT: E.M.Meijers, Het kort geding (2e dr. 1967); P.Zonderland, Het kort geding in het bijzonder tegen de overheid (2e dr. 1972); W.Schenk, Het kort geding en zijn toepassing in Ned. (2e dr. 1976).
In België vindt het kort geding veelvuldig plaats bij het treffen door de voorzitter van de Rb. van voorlopige maatregelen omtrent de persoon of de goederen der echtgenoten, de bewaring van minderjarige kinderen uit hun huwelijk geboren, de onderhoudsuitkering, het voorschot ad litem, en de afzonderlijke verblijfplaats van de echtgenote (art. 268 BW, zoals het vervangen werd door art. 14 ad 5, Wet Jeugdbescherming van 8.4.1965) gedurende het geding tot echtscheiding of tot scheiding van tafel en bed. De bevelschriften gewezen in kort geding zijn vatbaar voor hoger beroep binnen acht dagen, te rekenen van hun betekening. Het kort geding is geregeld in de artt. 584—589 en 1035 — 1041 Ger. Wbk.