[→Fr.], o. (-en),
1. als een gesloten groep beschouwde vereniging van personen: het gehele — van de Amsterdamse notarissen;
2. ben. voor grotere militaire onderdelen, waarvan de commandant een zekere mate van zelfstandigheid heeft: het — van de mariniers, commandotroepen; aanduiding van militaire onderdelen met een soortgelijke status (e);
3. (marine) deel van het officierenbestand: het zeeofficieren, officieren der administratie, officieren van vakdiensten;
4. verkorting van legerkorps;
5. (typografie) letter korps, →corps.
(e) Vroeger werd het regiment, tegenwoordig de brigade, soms het bataljon, beschouwd als een korps. De bevelhebber over een dergelijk onderdeel wordt in de militaire wetten aangeduid als →commanderend officier (terwijl lagere chefs als ‘commandant’ worden aangeduid). Hij heeft volledige krijgstuchtelijke strafbevoegdheid en leidt het huishoudelijk of ‘korps’-onderzoek bij vermoeden van het plegen van een strafbaar feit.
In België wordt sinds 1945 speciaal het bataljon als korps aangeduid, alsook de onafhankelijke compagnieën die behoren tot de brigades.