(het accent wisselt) [→Arab., lezing, voordracht], m., in het Arabisch gestelde heilige schrift van de islamieten, met alle openbaringen van de profeet Mohammed.
(e) De openbaringen van de koran heeft Mohammed (*580, ♱632), naar hij heeft meegedeeld, van de engel Gabriël te Mekka en te Medina ontvangen. Deze openbaringen werden oorspronkelijk door Mohammed mondeling voorgedragen, maar onder kalief Othman (655—56) werden zij verzameld en in de nu gangbare redactie gebracht, waarbij men echter dikwijls geen acht sloeg op de chronologische volgorde der openbaringen. Het boek werd daarbij verdeeld in 114 hoofdstukken (soera’s), die in het algemeen naar lengte zijn gerangschikt zodat de langste soera’s in het begin staan. Alleen de openingssoera ((Fatiha) is zeer kort.
Voor een groot deel is de koran in rijmend proza geschreven. De stijl is, ook binnen de verschillende hoofdstukken, nogal uiteenlopend. Vooral de oudere gedeelten die dateren uit Mohammeds tijd in Mekka zijn vaak door de lapidaire, impliciete stijl moeilijk te begrijpen, zodat men om de gedachtengang te volgen bij de vertaling heel wat moet toevoegen. In de gedeelten die stammen uit de latere levensperiode van Mohammed te Medina is de stijl breedvoeriger en kalmer. Gebeden en vermaningen, juridische en sociale voorschriften, wisselen af met profetenverhalen of met toespelingen op Mohammeds eigen levenservaringen. In de jongste gedeelten overweegt het theologisch-juridisch betoog, soms met polemiek tegen joden en christenen.
Volgens de orthodoxe theorie wordt de koran beschouwd als de feilloze kopie van een hemels origineel (vandaar het leerstuk, dat de koran ongeschapen is), die bij gedeelten door Mohammed is bekend gemaakt. Theoretisch is de inhoud van de koran dezelfde als die van de openbaringsboeken van joden en christenen, maar de islam huldigt het leerstuk dat deze hun geschriften vervalst hebben. Bovendien leert de islam dat de koran de laatste openbaring is. De koran staat dan ook bij de islamieten in hoog aanzien. Ongelovigen moeten zich wachten de exemplaren aan te raken, waarvoor men dan ook dikwijls gewaarschuwd wordt. Vertalingen van de koran zijn in de meeste Europese talen voorhanden: Fr. vert., door R.Blachère (1949—51); Du. vert., door R.Paret (1963-66); Eng. vert., door R.Bell (1937); Ned. vert., door J.H.Kramers (1962).
Verder zijn er o.a. Turkse, Maleise, Javaanse vertalingen. [prof.dr J.H.Hospers en dr.F.Leemhuis] LITT: R.Paret, Grenzen der Koran-Forschung (1950); J.J.A.M.Heuben, De koran als het woord van God (1953); R.Bell, Introduction to the qur’an (1953); D.S.Attema, De koran (1962); D.Masson, Le coran (1967); R.Blachère, Le coran (1969); H. Gatje, Koran und Koranexegese (1971); J.J.G.Jansen, The interpretation of the koran in modern Egypt (1974); R.Paret (red.), Der Koran (1975).