Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

koppigheid

betekenis & definitie

v, stijfhoofdigheid.

(e) De koppigheidsfase van het jonge kind valt ca. het derde jaar. De koppigheid staat dan in het teken van een positieve ontwikkeling, nl. de vorming van het eigen ‘ik’. Door ‘nee’ te zeggen stelt het kind zich bewust tegenover anderen en verwerft zich een eerste onafhankelijkheid. Het is pedagogisch zinloos te trachten de koppigheid te ‘breken’; zinvol is het bieden van een zekere weerstand, een duidelijk kader van geen verboden.

< >