Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

kopal (copal)

betekenis & definitie

[Indiaans, hars], naam voor alle natuurlijke, harde harsen van tropische boomsoorten en planten (zowel fossiel als levend) waaruit vernissen kunnen worden bereid die pas bij hoge temperatuur smelten en het uiterlijk hebben van barnsteen.

(e) De Afrikaanse kopal wordt geleverd door Copaifern demeusei en Trachylobium verrucosum (→Caesalpiniaceae). De hars wordt van levende bomen verzameld, maar ook uit de bodem onder bomen opgegraven (semifossiel) of op plaatsen waar de bomen al lang niet meer voorkomen (fossiel). De oudste stukken van deze kopal zijn verreweg de beste. De hars van levende bomen is van vrij slechte kwaliteit. De stukken uit de bodem zijn aan de buitenzijde sterk verweerd en hebben soms een eigenaardig, op kippevel gelijkend oppervlak (Zanzibar-kopal). Van geheel andere herkomst zijn de Indische en Australische kopalsoorten.

Men onderscheidt kauri-kopal van Nieuw-Zeeland en Nieuw-Caledonië en manila-kopal van de Sunda Eilanden, Maluku en de Filippijnen. Beide soorten komen van Agathissoorten, de eerste van Agathis australis, de tweede van A.dammara. Ook deze kopal wordt in fossiele staat in de grond gevonden; voor kaurikopal is dit zelfs de belangrijkste wijze van winning. Kopal is één van de belangrijkste grondstoffen voor de bereiding van lakken en vernissen. In de fotografie gebruikt men het opgelost in chloroform of benzeen.

< >