[→Gr. choros, dansvloer], o. (koren),
1. (bij de oude Grieken) oorspronkelijk een met zang verbonden dans ter ere van de góden, door verscheidene personen uitgevoerd, later een van de hoofdbestanddelen van het treuren blijspel, de rei, en vandaar ook wel als ben. voor de reien in het neoklassieke drama van Vondel enz.;
2. gedeelte uit een oratorium, cantate of opera dat door een vocaal ensemble uitgevoerd dient te worden; een — van Palestrina; het — van de pelgrims uit Tannhaüser; (Rooms-Katholieke Kerk) de openbare dienst van het breviergebed, die vooral door kanunniken en kloosterlingen wordt verricht, waarbij dan twee groepen in beurtzang of beurtgebed elkaar beantwoorden;
3. (oneig.) door een aantal personen gezamenlijk voortgebracht stemgeluid: een — van kinderstemmen; (bij vergelijking) een — van vogelstemmen; in —, zich gezamenlijk en gelijktijdig latende horen;
4. groep van m.n. zingende personen, ter onderscheiding van solostem(men) of volkszang (e); een dubbel —, twee vierstemmige koren; een gemengd dat bestaat uit dames en heren;
(oneig.) een van engelen, van dichters; bij uitbreiding als ben. voor een groep van personen, dieren of zaken van dezelfde gesteldheid, zonder gedachte aan muzikale uiting: (stoomvaart) het zwarte -, de stokers;
5. (kerkbouw) de plaats in een kerk waar de zangers zich bevinden; in ruimere zin: de plaats waar de liturgie wordt gevierd, de plaats voor de clerus (e);
6. set van muziekinstrumenten van diverse afmetingen die tot één soort behoren (b.v. bas-, tenor-, alten sopraanblokfluit); ook het totaal van nauw-verwante orgelregisters (b.v. prestantenkoor); bij snaarinstrumenten een tot drie bij één toon behorende snaren (e).
(e) KERKBOUW. Reeds in de vroegchristelijke basiliek is het koor meestal gekenmerkt door een nis (absis) aan een van de smalle zijden van het rechthoekige gebouw. Het was toen echter alleen bestemd voor de clerus. Meestal ligt het koor zo, dat de zon aan het begin van de lente en herfst bij haar opgang door het middelvenster schijnt. Slechts op enkele plaatsen vindt men in de absis zelf nog de oorspronkelijke vast ingebouwde stenen zetels (subsellia) voor de clerus en de cathedra voor de bisschop in het midden. Uitbreiding geschiedde door verruiming van de beide flanken naast de absis in de vorm van een dwarsschip (transept), maar ook wel door het inbouwen van lage hekken (cancelli) in de middenbeuk.
In de romaanse tijd werd er buiten het transept meestal een travee ter verlenging van het koor bijgetrokken. Reeds vroeg werden soms westelijke en oostelijke koren aangelegd; de ingang van de kerken is dan veelal in de lange wand van de zijbeuken. In de gotiek werd het koor soms sterk uitgebreid, met enige traveeën, en al eerder waren afzonderlijke kapellen voor de dienst noodzakelijk geworden. Opdat de leken de kapellen konden bereiken, moest dan een kooromgang worden gebouwd. In de gotiek is dit grondpatroon nog aanzienlijk verrijkt. Een bijzondere vorm is het bij sommige kerken van kloosterorden voorkomende rechthoekige koor, met of zonder kapellen en omgang. In de late renaissance, barok en de 18e eeuw werd soms achter het koor nog een ronde of polygonale van het koor uit toegankelijke Mariakapel toegevoegd.
De decoratie van het koor bestond in de oudchristelijke tijd al uit muurschilderingen of mozaïeken in de absis en soms aan de frontwanden naast de absis. Van de late middeleeuwen af wordt het koor vaak ten opzichte van transept en de verdere delen van de kerk afgesloten door een →doksaal met doorgangen en een tribune erboven; later door gesmede koorhekken of een gebeeldhouwde communiebank.
MUZIEK. Men onderscheidt naar de bezetting: gemengd koor, mannen-, vrouwen-, kinder-, jeugd-, jongens-en meisjeskoor; naar de functie: kerk-, oratorium-, opera-en kamerkoor; naar de wijze van optreden: a cappella-koor, d.w.z. een koor dat zonder begeleiding van instrumenten zingt. Instrumenten. Om een krachtiger toon te verkrijgen, worden bij snaarinstrumenten de snaren vaak dubbel of zelfs in drievoud aangebracht. Bij piano’s b.v. zijn de allerlaagste bassnaren enkel, de lage snaren dubbel en alle andere in drievoud aanwezig,