Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

komma

betekenis & definitie

v./m./o. (’s),

1. leesteken, aangeduid door een punt met een staartje, dat in het algemeen een korte rust aanduidt om syntactische delen bin nen een volzin van elkaar te scheiden, minder scherp dan een kommapunt: een brief zonder kom ma’s en punten; na ‘hij zei’ schrijft men wel eens een —; Duitse hetzelfde leesteken, voorgesteld door een schuin streepje;
2. hetzelfde teken voor andere doeleinden: als apostrof (boven aan de regel) en om bij tiendelige breuken de eenheden van de tienden te scheiden: 1,6; 23,07; (scherts.) met een vaart van nul nul, zeer langzaam;
3. (muziek) het kleinste, voor het oor nog juist waarneembare interval: men onderscheidt het syntonische — (— van Didymos) en het pythagoreische een kruis of mol verhoogt of verlaagt de toon vijf komma’s, vandaar dat b.v. cis een — hoger is dan des.

< >