Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

kolom

betekenis & definitie

v./m. (men),

1. zuil, pilaar;
2. wat lijkt op een kolom, al of niet als iets dat draagt: kolommen van poten; een — (van) water, kwik, een — van rook (en vuur), opstijgend in die vorm;
3. elk van de naast elkaar staande vakken van een in de lengte (verti caal) verdeelde bladzijde (e): woordenboeken wor den gewoonlijk in twee kolommen gedrukt; pagina zes, eerste —; zijn kolommen openen voor (van dag bladen), iets opnemen, ruimte afstaan voor; reeks van verticaal onder elkaar geplaatste getallen, m.n. die van de corresponderende cijfers van die ge tallen: een lange cijfers optellen; in de eerste staan de duizendtallen;
4. (gew.) colonne.

(e) Tekst op brede pagina’s en gezet in een kleiner lettertype dient in kolommen verdeeld te worden teneinde het overlezen naar de volgende regel mogelijk te maken. Zo zijn b.v. kranten verdeeld in smalle kolommen om toch een vrij kleine letter met weinig interlinie toe te kunnen passen.

< >