[Russ.], m. (en), collectief Russisch boerenbedrijf.
(e) De grond, gebouwen en levende have van de kol choz zijn staatseigendom, terwijl de exploitatie eveneens ten behoeve van de staat geschiedt. Slechts het woonhuis met inventaris, alsmede enig vee, is persoonlijk bezit van de kolchozbewoners. Persoonlijk gebruiksrecht bestaat ten opzichte van een stukje grond voor eigen verzorging. Een be paald gedeelte van de produktie moet aan de over heid tegen vastgestelde prijzen worden afgestaan. De opbrengst wordt ten dele gezamenlijk besteed, ten dele onder de afzonderlijke kolchozboeren verdeeld. Het kolchozsysteem werd na de Russische Revolutie (1917) ingevoerd, maar liep aanvankelijk op een mislukking uit als gevolg van het door de boeren geboden verzet.
De collectivisatie kreeg haar beslag in het eerste vijfjarenplan (1928—32). Naast de kolchozen komen ook →sovchozen (volle dige staatslandbouwbedrijven) voor. LITT: O.Schiller, Das Agrarsystem der Sovjet Union (1960); J.R.Millar (red.), The Soviet rural community (1971).