Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

Koerden

betekenis & definitie

volk van ca. 18 mln. zielen, dat woont in OostTurkije, WestIran, NoordSyrië en Noord oostIrak. De Koerden behoren tot het Kaukasi sche ras en spreken een Indoeuropese taal.

De Koerden zijn voornamelijk boeren en halfnomaden. In 1920 werd hun bij het Vredesverdrag van Sèvres onafhankelijkheid beloofd, waar evenwel in de praktijk niets van terechtkwam. Tussen beide we reldoorlogen hadden in Turkije, Irak en Iran enkele vergeefse opstanden plaats. Ook in Syrië werd hun nationale beweging onderdrukt. In jan. 1946 sticht te Moellah Moestafa →Barzani met behulp van de USSR de Koerdische republiek Mahabad in Noord Iran. Na het vertrek van de Sovjettroepen viel de republiek weer uiteen.

Na de revolutie van 1958 in Irak stelde de Iraakse regering een gelijkwaardige positie van de Koerden in dat land in het vooruit zicht. De beloften werden echter niet nagekomen en in 1961 brak een opstand uit tegen het Iraakse bewind. Barzani eiste autonomie, gebruik van het Koerdisch als officiële taal in Koerdistan en een rechtvaardig aandeel in de opbrengst van de olie winning in NoordIrak. In de periode tot 1966 volg den de gevechten en wapenstilstanden elkaar op. In juni 1966 werd een akkoord bereikt op basis van het zgn. ‘12punten programma’ van premier Bazzaz, dat vrij ver tegemoetkwam aan de eisen van de Koerden. In de eerste helft van 1968 werd de korte periode van rust verbroken.

Binnen het kamp van de Koerden zelf was onenigheid ontstaan tussen aanhangers van Barzani en van Jalal Talabani, die had samengewerkt met de regering. In okt. 1968 be gonnen de openlijke vijandigheden opnieuw. In mrt. 1970 werd een akkoord bereikt dat vrijwel identiek was met dat van 1966. Daarin werd vast gesteld, dat het Koerdisch in de streken waar de Koerden in de meerderheid waren, naast het Ara bisch de officiële taal zou zijn. Op het gebied van communicatie en onderwijs zouden de middelen voor een eigen Koerdisch cultuurleven worden verschaft. Om het onderontwikkelde Koerdisch ge bied zo snel mogelijk vooruit te helpen zou een openbaar lichaam van deskundigen worden ge vormd om in die regio te werken.

In de grondwet zou een amendement worden opgenomen, dat de Arabieren en Koerden als de twee voornaamste nationaliteiten zou noemen en de rechten van alle minderheden waarborgen. Het Koerdische volk zou evenredig in het parlement worden vertegenwoor digd. Aangezien de regering in Bagdad weinig deed om het bereikte akkoord ten uitvoer te brengen, vonden diverse botsingen plaats. In dec. 1972 ont stond er een breuk in de Koerdische gelederen. Midden 1974 begon Barzani en zijn PeshMerga (partizanenleger) weer gewapend verzet in Noord Irak. Een afsplitsing van zijn Koerdisch Democrati sche Partij, de Koerdisch Revolutionaire Partij (on der leiding van Abdel Satter Sharif) stemde wel in met de regeringspolitiek.

Doordat in mrt. 1975 Irak en Iran een akkoord sloten, waarbij o.a. overeenge komen werd dat Iran zijn hulp aan de Koerden zou stopzetten, kreeg de Iraakse regering de mogelijk heid om definitief met het Koerdische verzet af te rekenen. Velen (waaronder Barzani) vluchtten de grens over naar Iran. Anderen gaven zich over en maakten gebruik van de door de regering afgekondigde tijdelijke amnestie. Grote aantallen Koerden werden gedwongen de bergachtige en vruchtbare streken van NoordIrak te verlaten om zich te vesti gen in de droge vlakten van het zuiden en zich aldus te mengen met de nietKoerdische bevolking van Irak. De Koerdisch Nationale Unie (in juli 1975 op gericht door Jalal Talabani) ontkende later her haaldelijk dat er een eind gekomen was aan het ver zet. Incidentele schermutselingen vinden nog steeds plaats.LITT: S.A.Waheed, The Kurds and their country; hist. of the Kurdish people from the earliest times to the present (1958); W.Eagleton, The Kurdisch Republic of 1946 (1963); D.Adamson, The Kurdish war (1964); H.Arfa, The Kurds (1966); J.Pradier, Les Kurdes, révolution silencieuse (1968);M.Khad duri, Republican Iraq (1970); E.O’Ballance, The Kurdish revolt 196170 (1973).

< >