[→Lat. confluentes, samenvloeienden], Westduitse stad in de deelstaat RijnlandPalts, aan de monding van de Moezel in de Rijn, 120000 inw. Koblenz is een marktplaats voor wijnhandel.
De industrie omvat metaal, dranken, sigaren, schoe nen, banden en papier. De haven verwerkt ca. 2 mln. goederen per jaar. In de oude stad bevindt zich de Liebfrauenkirche (12e eeuw), de Florinskirche (romaanse kerk uit de 12e eeuw), het Kaufhaus, het Schöffenhaus (16e eeuw). Dicht bij de Moezel staan de burcht en het Deutschordenshaus. Het stadhuis is een vm. jezuïtencollege (17e eeuw). De H.
Ka storkirche, een romaanse basiliek dateert gedeelt Iijk uit de 9e eeuw. De stad is in de Tweede Wereld oorlog voor ruim 80 % vernield geweest. GESCHIEDENIS. De Romeinse veldheer Drusus legde in 9 n.C. bij Koblenz een sterkte aan. Koblenz behoorde in 1018—1796 aan het aartsbisdom Trier; werd in de 13e eeuw een bloeiende handelsstad, maar geraakte in de 17e eeuw ernstig in verval. In 1815 kwam Koblenz aan Pruisen en werd de sterkste Rijnvesting, waarvan de werken in 1919 werden ge sloopt.