(klonk, heeft geklonken),
I. (overg.) 1. door kloppen vast of dichtslaan, m.n. het einde van een doorgedreven klinknagel door hameren tot een kop vormen (e); op genoemde wijze doen sluiten of hechten: het zit geklonken; buizen, platen —; ook voor timmeren, nagelen: aan het kruis geklonken;
2. vastsmeden, ketenen: Prometheus werd aan een rots geklonken;
II. (onoverg.) inklinken.
(e) Klinken is een methode om metalen platen en/of profielstaven door middel van klinknagels niet losneembaar aan elkaar te bevestigen. Het klinken uit de hand geschiedt door middel van een geprofileerde klinkhamer waarmee de kop van de meestal verhitte klinknagel wordt gevormd terwijl aan de andere zijde een snapper (holle dop) voor het tegenhouden zorgt. Bij klinkmachines zijn klinkhamer en snapper resp. als stempel en matrijs uitgevoerd en wordt onder grote druk de klinknagel vervormd. Om gas of stoomdichte ketels te verkrijgen worden de randen van de klinknagels extra verhit en met een speciale kookbeitel aangeklonken. Om de noodzakelijke sterkteberekeningen mogelijk te maken, zijn de afmetingen van de diverse soorten klinknagels en klinknagelgaten genormaliseerd, terwijl de mogelijke klinkverbindingen in handboeken uitvoerig worden behandeld. In het algemeen is het klinken verdrongen door lasmethoden.