[→Fr. clique], v./m. (-en),
1. een aaneengesloten (m.n. om een centrale persoon gerangschikte) groep van personen die elkaar aanhangen, voorspreken en bevoordelen of een bepaalde denkwijze gemeen hebben, coterie: de — van B.;
2. (meestal in verkleinvorm) overschot van een maaltijd: er is een lekker kliekje hutspot voor vanavond; restant in het algemeen, staartje.