[Mal.], m. (-s), korte, naar de punt breed uitlopende sabel, die ook als hakmes kan dienen. (e)De klewang was bij verschillende volken in de Indonesische Archipel in gebruik, o.a. in NoordSumatra (Atjeh). Het lemmet was gesmeed, het gevest vaak kunstig gesneden, b.v. uit hoorn.
In gewijzigde vorm, met om het gevest een korfvormige handbeschermer, was de klewang als slagwapen en kapmes een onderdeel van de bewapening van het Koninklijk Ned. Indisch Leger. In het Ned. leger behoorde (1940) de klewang tot de velduitrusting van de niet-geweerdragenden te voet. Het wapen is ook bij de rijksveldwacht in gebruik geweest.