Frans beeldend kunstenaar, *28.4. 1928 Nice, ♱6.6.1962 Parijs. Klein signeerde met ‘le monochrome’.
Vanaf 1946 hield hij zich bezig met onderzoek naar de zuivere kleur. Zijn theorieën hiervoor zijn sterk beïnvloed door de leer van de Rozenkruisers. Ca. 1949 begon hij monochrome schilderijen te maken. Door één kleur sterk te intensiveren, wilde hij deze van het stoffelijk karakter bevrijden. Hij koos bepaalde kleuren (goud, rozerood en blauw), die hij mystieke waarde toekende. In 1957 begon hij sponzen te gebruiken, zowel in schilderijen, als voor sculptuur.
Enkele grote sponzenreliëfs maakte hij voor de wanden van het theater in Gelsenkirchen. Van 1957-62 hield hij zich ook bezig met →pneumatische kunst. Van 1958 dateren zijn ‘antropometrieën’, waarbij hij mensen als levende penselen liet optreden (o.a. Anthropométrie de l’époque bleue). De onstoffelijkheid werd ten top gevoerd bij het tentoonstellen van een lege ruimte in Galerie Iris Clert in 1958. In 1969 liet hij atmosferische omstandigheden (regen, wind en onweer) ‘schilderijen’ maken.
Ook gebruikte hij een ander natuurelement: vuur. Bij een tentoonstelling in Krefeld in 1962 maakte hij fonteinen en wanden van vuur. Klein was een van de oprichters van de groep van de Nouveaux Réalistes te Parijs in 1960.LITT. Cat. tent. Y.Klein, Stedelijk Museum, Amsterdam (1965); P.Wember, Y.Klein (1969).