Belg. geografische streek, begrensd door de Schelde, de Rupel, de Zenne en de Dender. De streek bezit m.n. lemige zandgronden, daarnaast komen enkele stuifzandruggen en rivierkleigronden voor.
Het landschap tot 20 m is open en droog, de lagere delen hebben een gesloten karakter met een dicht, kunstmatig afwateringssysteem. Klein-Brabant is een agrarische streek met veeteelt (waaronder varkens en pluimvee)’en tuinbouw (asperges bij Londerzeel). De bevolkingsdichtheid is hoog; ca. 50 % van de bevolking pendelt, m.n. naar Brussel en Antwerpen. De industriecentra liggen aan de rand van de streek. Tot het begin van de 20e eeuw is de huisnijverheid (mandenvlechterij) van groot belang geweest. Na 1945 is m.n. de plasticindustrie sterk opgekomen.