v. (-heden),
1. geringe, kleine zaak, klein gebruiksvoorwerp, snuisterij, klein geschenk: wij missen in ons huishouden nog allerlei kleinigheden; zaak van weinig belang, iets ondergeschikts, onderdeel: tot in de kleinste kleinigheden; dat is voor hem maar een —, betekent voor hem niet veel; dat is geen —!, dat is nogal wat; ook: dat kost moeite, is een zwaar werk;
2. (in het bijzonder) kleine geldsom: aan de collecte een geven, een aalmoes.