Paul, Zwitsers schilder en graficus, *18.12. 1879 Münchenbuchsee (bij Bern), ♱29.6.1940 Muralto (bij Locarno). Van 1898 — 1901 studeerde Klee te München aan de academie onder Stuck.
Hij trok in 1901 met Haller naar Italië. In 1902 keerde hij terug naar Bern, waar hij eerst nog schilderde in een naturalistische trant. In deze tijd maakte hij tevens een reeks etsen. Van 1906—20 was Klee weer in München, waar hij al spoedig tot de abstracte kunst overging, toen hij in 1912 in contact kwam met Der →Blaue Reiter. Zodoende leerde hij ook Delaunay kennen, wat van grote invloed was op zijn koloriet, evenals een reis (1914) met Macke naar Tunesië. Terug in München werd Klee medeoprichter van de Neue Münchener Sezession.
Na de Eerste Wereldoorlog, waarin hij voornamelijk aquarellen maakte, was hij als hoogleraar verbonden aan het →Bauhaus (192231). Hier was vooral Kandinsky van groot belang voor Klee. Hij hield zich vooral bezig met ruimtelijke problemen. In 1930 maakte Klee een serie divisionistische schilderijen, waarin de kleuren in kleine deeltjes werden opgedeeld. In 1931 werd hij hoogleraar aan de Düsseldorfse academie. In 1933 vluchtte hij voor het nationaalsocialisme naar Bern.
Na 1937 begon Klees laatste periode, waarin hij grote, vaak ironische schilderijen maakte, o.a. Der Paukenspieler (Bern) en Tod im Feuer (Bern). Publikaties: Schöpferische Konfession (1920), Das bildnerische Denken (1924), Pädagogisches Skizzenbuch (1925). Afb.p.291. LITT: G.Schmidt, P.Klee, Aquarellen und Temperablätter (1948); W.Haftmann, P.Klee (1950); C. Giedion-Welcker, P.Klee (1952); W.Grohmann, P.
Klee (1954); G.Di San Lazzaro, Klee. A study of his life and work (1957); W.Grohmann, P.Klee: Handzeichnungen (1959); F.Klee, Klee (1960); E. W.Kornfeld, Verzeichnis des graphischen Werkes von P.Klee (1963); E.Pfeiffer-Belli, Klee (1964); G. Geelhaar, P.Klee and the Bauhaus (1973); G.Geelhaar, P.Klee, Leben und Werk (1974); Cat. tent. P. Klee, Gemeentemuseum ’s-Gravenhage (1974).