m. (g. mv.), koeiengang, het recht om vee te laten lopen op onafgesloten onbebouwde gronden.
(e) Met klauwengang is verwant het recht van stoppelweide, d.i. het recht om vee te weiden op nietafgesloten bouwlanden, nadat de oogst is binnengehaald. Deze rechten berusten soms op titels, maar veelal op gebruik. De Ned. wet spreekt ervan in art. 680 BW, dat bepaalt dat de eigenaar, die zijn terrein heeft afgesloten, het recht van klauwengang en stoppelweide verliest, naar evenredigheid van de grond die hij door de afsluiting aan de gemene weiding onttrekt.
Een soortgelijk recht vindt men in art. 648 Belg. BW en art. 23 vgl. Veldwetboek van 7.10.1886. Of de eigenaar op deze wijze aan zijn verplichtingen ook een einde kan maken, als deze op een titel berusten, is betwist.