de vorming die men verkrijgt door de bestudering van de klassieke oudheid, speciaal de Griekse en Romeinse schrijvers uit die tijd. Deze studie werd sinds de renaissance als basis voor een goede ontwikkeling gezien (→humanisme).
Voordien werd slechts middeleeuws Latijn onderwezen. Terwijl vroeger de klassieke vorming, verkregen door het volgen van een gymnasium, nodig was om aan een universiteit te kunnen studeren, zijn in Nederland sinds 1917 ook studierechten toegekend aan bezitters van het einddiploma hogere burgerschool (later atheneum). Toen velen daarvan met succes afstudeerden kwam meer en meer de vraag op of de studierechten niet geheel losgekoppeld zouden moeten worden van het al of niet verworven hebben van een klassieke vorming. Bovendien vroeg men zich af of op de gymnasia de studie van vakken die voor het moderne leven nodig zijn, voldoende tot haar recht komt. Sommige wensten daarom het programma minder zwaar te maken, door de leerlingen een keuze te geven ten aanzien van de vakken die zij willen bestuderen. Sinds 1973 worden slechts zeven vakken, die ten dele kunnen worden gekozen, als maatstaf genomen voor het behalen van het einddiploma gymnasium.In België bestaan naast de Latijns-Griekse afdeling (oude →humaniora) de afdelingen Latijn-wiskunde en Latijn-wetenschappen. De wet van 8.6.1964, die van kracht werd op 1.1.1965, wijzigde de toegangsvoorwaarden voor de universiteit door de algemene geldigheid van de diploma’s van het secundair onderwijs en het maturiteitsexamen in te voeren.