Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

klapekster

betekenis & definitie

v./m. (-s), 1..Lanius excubitor, vogel uit de familie klauwieren (e); 2. babbelkous.

(e) De klapekster heeft de grootte van een lijster. De bovenkant is blauwgrijs, onderkant vuilwit, vleugels zwart met witte vlekken. Bewoont Europa (ontbreekt echter op het Balkanschiereiland), Noorden Midden-Azië, Noord-Amerika en Noord-Afrika. De klapekster is in Nederland (Drenthe, Overijssel, Gelderland, Noord-Brabant en Limburg) en België (Oost-Vlaanderen, Antwerpen, Brabant, Limburg en Hoog-België) een weinig voorkomende broedvogel. Leeft vooral op heiden met vliegdennen (waarin hij nestelt), maar ook in boomgaarden en bosranden. Trekt in klein aantal door van begin oktober tot laat in de winter en van begin maart tot in april; overwintert in zeer klein aantal.

Voedt zich met insekten, muizen enz., ook met jonge vogels; steekt zijn prooi op stevige doorns vast. De klapekster is de laatste jaren sterk in aantal achteruitgegaan. →klauwieren.

< >