v. (-en), de regelmatige overgang van sommige stomme medeklinkers in andere van hetzelfde orgaan.
(e) De term klankverschuiving wordt gebruikt in de historisch-vergelijkende Indo-europese taalkunde en is afkomstig van de Duitse taalgeleerde Jakob →Grimm. Er worden twee belangrijke verschijnselen mee aangeduid.
1. De Germaanse klankverschuiving omvat een reeks regelmatige klankovergangen in een bepaald deel van het Indo-europese consonantenstelsel, waardoor het Germaans zich is gaan onderscheiden van de overige Indo-europese talen als een afzonderlijke groep. Bij deze verschuiving wordt van de betrokken klanken niet de articulatieplaats, maar de articulatiewijze gewijzigd. De verschijnselen betreffen de labiale, dentale, velare en gedeeltelijk ook de labiovelare consonanten. Er zijn drie verschuivingen, die hier toegelicht worden met een voorbeeld uit de labiale reeks:
a. De Indo-europese stemhebbende occlusieven werden in het Germaans stemloos (b.v. b→p, Lat. labium, Ned. lip);
b. De Indo-europese stemhebbende geaspireerde occlusieven gingen over in stemhebbende fricatieven en in bepaalde posities vervolgens in stemhebbende occlusieven (b.v. bh→b→b, Sanskriet bibharmi, Gotisch bairan, Ned. geboren);
c. De Indo-europese stemloze occlusieven werden tot stemloze fricatieven (b.v.p→ƒ, Sanskrietpitar, Gotischfadar, Ned. vader). Over de chronologische volgorde, en de oorzaken van deze verschuivingen bestaan sterk uiteenlopende opvattingen.
2. De Hoogduitse klankverschuiving heeft zich veel later voltrokken dan de Germaanse; zij was pas ca. 700 voltooid (maar werd door Grimm ten onrechte met de Germaanse in verband gebracht). Deze klankverschuiving vond plaats in het continentale Westgermaans. Door deze verschuiving gingen het Hoogduits en het Nederduits, waartoe in dit verband ook het Ned. wordt gerekend, uiteen. Deze tweede klankverschuiving betreft eveneens bepaalde labiale, dentale en velare consonanten: Germaans p, t, k werden tussen twee vocalen en in slotpositie resp. f, s en ch (b.v. Gotisch slepan, Ned. .slapen, Hd. schlafen), terwijl in beginpositie in bepaalde gevallen t en p in affricaten overgingen (Gotisch taihus, Ned. teken, Hdu. Zeichen; Ned.paard, Hdu. Pferd). [prof.dr.E.M.Uhlenbeck]
LITT. H.M.Koenigswald, Language change and linguistic reconstruction (1960).