m. (-s), 1. iemand die klaagt, klachten uit; (spr.) klagers hebben geen nood, en pochers hebben geen brood; 2. die zijn beklag doet; (recht) eiser; thans alleen nog gebruikelijk bij de administratieve rechtspraak (e).
(e) In de vroege middeleeuwen gold in de strafrechtspraak in het algemeen de regel: geen klager, geen rechter, d.w.z. de rechter gaat niet ambtshalve tot vervolging over, doch alleen op klacht van de beledigde of diens familie. Er bestonden echter uitzonderingen op dit beginsel. In de loop der tijden namen deze toe en kwamen er steeds meer gevallen, waarin de vertegenwoordiger van de overheid, de baljuw of schout als klager van ‘myns Heeren wegen’ optreedt.
LITT: M.S.van Oosten, De ambtshalve vervolging naar Oudfriesch recht (1938).