m. (-en), moord op een kind of kinderen gepleegd: de — te Bethlehem.
(e) Kindermoord is een verschijnsel dat bij vele nietwesterse volken nog aanvaard wordt en vroeger ook bij westerse volken veel frequenter was. Motieven zijn meestal: het om welke reden dan ook niet gewenst zijn van het kind of angst voor kwade tekenen bij de geboorte (tweeling, navelstreng om de hals). Kindermoord en kinderdoodslag komen bij westerse volken wel voor bij ongehuwde moeders die angst hebben voor de houding van het milieu; maar ook wel in huwelijken van instabiele personen, waar mishandeling van het kind soms uitmondt in kindermoord.
De Ned. wet onderscheidt kinderdoodslag en kindermoord. Kinderdoodslag wordt volgens art. 290 WStr gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaar, kindermoord met ten hoogste negen jaar (art. 291). De in de genoemde artt. omschreven misdrijven worden ten aanzien van anderen die eraan deelnemen, als →doodslag of als →moord aangemerkt (art. 292). Er is voor de wet slechts sprake van kindermoord en kinderdoodslag, als voldaan is aan twee voorwaarden: de moeder moet het kind gedood hebben uit vrees voor ontdekking van haar bevalling, en dit moet bij of kort na de geboorte gebeurd zijn.
Het Belg. art. 396 WStr bestraft in beginsel de kinderdoodslag, d.i. doodslag gepleegd op een kind bij zijn geboorte of dadelijk daarna, als doodslag of moord. Alleen voor de moeder die de misdaad op haar onwettig kind pleegt, is een minder zware bestraffing voorzien: van 10-15 jaar dwangarbeid, gebracht op 15—20 jaar indien er voorbedachte raad is.