v./m. (-ten), wet tot regeling van de kinderbijslag.
(e) In Nederland is de kinderbijslag geregeld in de wetten van 23.12.1939, Stb. 806 (Kinderbijslagwet voor Loontrekkenden), van 14.6.1951, Stb. 212 (Kinderbijslagwet voor Kleine Zelfstandigen) en van 26.4.1962, Stb. 160 (Algemene Kinderbijslagwet).
De Kinderbijslagwet voor Loontrekkenden (KWL) is een werknemersverzekering die beoogt aan loontrekkenden en daarmede gelijkgestelden een kinderbijslag te verstrekken. Uitgezonderd zijn degenen die in dienst van de overheid zijn (rijk, provincie, gemeente en andere overheidslichamen) voor wie een afzonderlijke kinderbijslagregeling is getroffen die voor hen bij uitsluiting geldt (de Kindertoelageregeling Overheidspersoneel, KTO). De wet alsmede het KB van 14.12.1973, Stb. 627 geven aan wie met loontrekkenden gelijkgesteld zijn, terwijl de wet uitzonderingen noemt. De kinderbijslag wordt gegeven voor het eerste en tweede van de eigen, stiefen pleegkinderen die jonger dan 16 jaar zijn en tot het huishouden behoren. Is dat laatste niet het geval, dan bestaat onder bepaalde voorwaarden recht op kinderbijslag. Voor kinderen van 16—26 jaar die studeren, invalide zijn of het huishouden (mede)verzorgen en voor kinderen van 1621 jaar die als partieel leerplichtigen zijn ingeschreven, bestaat onder bepaalde voorwaarden eveneens recht op kinderbijslag. Soms tellen kinderen voor de kinderbijslag dubbel.
De kinderbijslag voor het tweede kind is welvaartsvast (gekoppeld aan het indexcijfer van de lonen). De premie komt voor rekening van de werkgever.
De Kinderbijslagwet voor Kleine Zelfstandigen (KKZ) is in feite een sociale voorzieningsregeling, want er is geen premie verschuldigd; de kinderbijslag komt ten laste van het rijk. De regeling heeft tot doel aan de kleine zelfstandige een kinderbijslag te verstrekken. Onder de wet valt de zelfstandige die, anders dan in dienstbetrekking, een beroep of bedrijf uitoefent, uitgezonderd degene die onder de KWL of de KTO valt, of dit bedrijf of beroep slechts als een bijkomstige bron van inkomsten heeft. Afhankelijk van zijn inkomen heeft de kleine zelfstandige recht op kinderbijslag voor het eerste en/of tweede kind. Ten aanzien van de kinderen gelden de voorwaarden als vermeld bij de KWL.
De Algemene Kinderbijslagwet (AKW) is een volksverzekering welke beoogt aan alle ingezetenen onder bepaalde voorwaarden kinderbijslag te verstrekken vanaf het derde kind. Verzekerd zijn alle ingezetenen die de leeftijd van 15 jaar hebben bereikt alsmede niet-ingezetenen die terzake van binnen het rijk in dienstbetrekking verrichte arbeid aan de loonbelasting zijn onderworpen en Nederlanders die buiten het rijk verblijf houden en in dienstbetrekking staan tot een Ned. publiekrechtelijke rechtspersoon. Ten aanzien van de kinderen gelden de voorwaarden als vermeld bij de KWL. Voor de AKW kunnen kinderen ook drievoudig meetellen. De kinderbijslag is welvaartsvast. De premie wordt door de belastingdienst ingevorderd, voor loontrekkenden komt deze premie voor rekening van de werkgever.
De genoemde kinderbijslagregelingen worden uitgevoerd door de Raden van Arbeid. Beroep tegen beslissingen is mogelijk bij de raden van beroep, in hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.
In België werd wat loonarbeiders betreft kinderbijslag algemeen ingevoerd door de wet van 4.8. 1930. Sinds de Besluitwet van 28.12.1944 werd het vroegere regime opgenomen in het alsdan opgerichte stelsel der ➝sociale zekerheid en daardoor ook verbeterd. Uit ieder dienstnemingscontract, huispersoneel uitgezonderd, volgt de toepassing van de door de wet van 19.12.1939 gecoördineerde wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders. Voor de aan de sociale zekerheid onderworpen werknemer maakt de bijdrage voor kinderbijslag deel uit van de totale bijdrage aan de sociale zekerheid, en dit m.n. voor 10,75 % van het arbeidsloon. Voor de anderen is het bedrag der bijdrage wettelijk bepaald, per dag of per maand. De bijdragen komen in handen van compensatiekassen die de kinderbijslag uitbetalen.
Door de wet van 10.6.1937 werd de kinderbijslag tot de werkgevers en niet-loontrekkenden (vrije beroepen, landbouwers enz.) uitgebreid. De kinderbijslag verschaft bijkomende familiale voordelen, b.v. de geboorteuitkering.