Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

kieswet

betekenis & definitie

v./m. (-ten), wet tot regeling van het kiesrecht.

(e) In Nederland is het kiesrecht geregeld in de Kieswet van 13.7.1951 (sindsdien vele malen gewijzigd), die nieuwe bepalingen behelst betreffende het kiesrecht en de verkiezingen van de leden van de Eerste en Tweede Kamer der Staten Generaal, evenals van de leden van de Provinciale Staten en van de gemeenteraden. De wet kwam in de plaats van de Kieswet van 1896, eveneens vele malen gewijzigd.

In België is de kieswetgeving geregeld in het Belg. Kieswetboek, herzien op 26.4.1929 (sindsdien vele malen gewijzigd) en de Gemeentekieswet. Kieswetboek en Gemeentekieswet bepalen niet enkel, naar de door de GW (art. 47 vlg.) gestelde principes van het algemeen uninominaal en verplicht stemrecht volgens het stelsel der evenredige vertegenwoordiging, de voorwaarden vereist om kiezer te zijn (→kiesrecht), zij regelen bovendien de gevallen van uitsluiting en opschorting van het kiesrecht, het opmaken en de herziening van de kiezerslijsten, de verhaalmiddelen tegen elke wederrechtelijke inschrijving, weglating, of schrapping, de samenstelling van de kiescolleges en de kiesverrichtingen, de stemopening, de sanctie op de stemplicht en de bestraffing van de misdrijven bij of ter gelegenheid van de verkiezingen gepleegd. Deze misdrijven worden meestal aangemerkt als politieke misdrijven, die onder de bevoegdheid ressorteren van het Hof van Assisen (art. 98 GW).

< >