(kieperde, is en heeft gekieperd), (gemeenz.) 1. (onoverg.) tuimelen, vallen: hij kieperde uit de boot, uit de boom, van de stoel;
2. (overg.) werpen, smijten: hij kieperde alles in de sloot.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: