Westduitse stad, hoofdstad van de deelstaat Sleeswijk-Holstein, 275000 inw. Kiel is een lokale havenstad en vissershaven.
De industrie omvat scheepsbouw; van de vooroorlogse marinewerven zijn alleen de Howaldtswerke (de grootste Duitse werf) intact gebleven. Verder houtwaren, levensmiddelen, spiritus, textiel, machines, foto-artikelen en toeleverende industrieën voor de scheepsbouw. Tot de Tweede Wereldoorlog was de bestaansbasis van de stad vrijwel geheel op de oorlogsvloot afgestemd. In 1948 kreeg Kiel een bescheiden visafslag. In 1956 werd Kiel weer marine-stad. Kiel onderhoudt een veerdienst op Scandinavië.De oude stad, die een geheel vormt met de stadsdelen Düsternbrook (villawijk), Brunswik, Wik en Hassel, ligt aan de linkeroever van de Kieler Förde, een smalle inham van de Kieler Bocht. Aan de rechteroever liggen o.a. Gaarden en Ellerbek. Tot de merkwaardigste gebouwen van de stad, waarvan het oudste deel om de markt is gelegen en nog nauwe straten heeft, behoort de Nicolaïkerk (14e eeuw). De verwoesting van de stad in de Tweede Wereldoorlog hield de vernietiging in van alle musea (Vaderlands Museum en Thaulow Museum zijn in 1948 verplaatst naar Sleeswijk) en van de oude kerken. De inhoud van de musea was in veiligheid.
GESCHIEDENIS. Kiel, oorspronkelijk Tom Kyle (stad aan de baai), bestond reeds in de 10e eeuw. In 1242 kreeg Kiel stadsrecht, in 1284 trad de stad toe tot de Hanze. Kiel was in de perioden 1871–1918 en 1935–45 Duitslands belangrijkste marinebasis. Een matrozenopstand te Kiel werd in nov. 1918 het signaal tot de omwenteling in geheel Duitsland.