o. (-en), een versvorm waarbij het eindrijm van een versregel herhaald wordt in het begin (ook wel het midden) van de volgende regel.
(e) Vooral bij de rederijkers, maar ook wel bij de dichters van de renaissance, was het kettingrijm zeer geliefd. In de moderne poëzie treft men deze stijlvorm zeer zelden aan. In de folklore verstaat men onder een kettingrijm, -dicht of -lied een rijm dat na de laatste regel weer hervat wordt.