(ketste, heeft en is geketst),
I. (onoverg.) 1. het geluid ‘kets’ maken of geven; met iets —, ermee slaan of gooien zodat dit geluid ontstaat;
2. afstuiten; niet afgaan (van vuurwapenen): het geweer ketste; mijn keu ketste, schampte af, zodat de bal niet op de gewenste wijze voortrolde;
3. van drukinkt: buiten het letterbeeid uitvloeien zodat een onscherpe, rafelige afdruk ontstaat;
II. (overg.) (fig.) laten afstuiten: een voorstel —, verwerpen, niet aannemen; hij wist die plannen te —, niet te laten doorgaan.