[Hebr.], v./m. (-s), de joodse huwelijksakte, waarin de morele en financiële plichten van de echtgenoot jegens zijn vrouw zijn vastgesteld.
(e) De ketoeba wordt vóór de huwelijkssluiting door de bruidegom en twee getuigen ondertekend en aan de bruid overhandigd. De tekst van de ketoeba is sinds oude tijden in het Aramees gesteld en werd vanaf de middeleeuwen bij welgestelde echtparen op perkament geschreven en fraai geïllustreerd.
LITT. D.Davidowitz, Ketuba: Jewish marriage contracts through the ages (1968).