[spel = verkondiging van rechtsbeslissingen, vervolgens het gebied waarvoor de verkondiging geldig was], o. (-s, -en),
1. kerkdorp, in Nederland kerkelijke gemeente of parochie;
2. van de 16e eeuw tot aan de Napoleontische tijd een burgerlijke gemeente op het platteland (e).
(e) Zo’n gemeente werd in Holland, Zeeland en Utrecht ambacht genoemd, elders kerspel of dorp. De naam kerspel werd gebruikt zowel ter aanduiding van het grondgebied (het laagste wereldlijk rechtsgebied) als van de gezamenlijke inwoners. Het wereldlijke kerspel moet van het kerkelijke kerspel onderscheiden worden. Meestal had het wel dezelfde grenzen. Het kan ook synoniem zijn met →buurschap, maar als regel omvatte het verscheidene buurschappen. De naam leeft nog voort in de namen van Noordhollandse dorpen als Hoogkarspel en Oudkarspel. →kerkdorp.
LITT: A.S.de Blécourt, Ambacht en gemeente (1912); J.Linthorst Homan, Het ontstaan der gemeenten in Drente (1935); J.Linthorst Homan, Van kerspel tot gemeente (1938).
kerst,
v./m., verkorting van Kerstmis: met de — kom ik naar huis; een witte —.
kersta'vond,
m. (-en), 1. avond voor Kerstmis (24 dec.);
2. avond van een van de beide kerstdage.