Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

kerkvader

betekenis & definitie

m. (-s), eretitel voor bepaalde leraren, schrijvers en bisschoppen uit de tijd van de vroegchristelijke kerk.

(e) In de christelijke oudheid heette iedere bisschop kerkvader. Later werd het begrip beperkt tot bepaalde kerkelijke schrijvers die behoorden tot het tijdvak van de christelijke oudheid; deze sluit voor de Grieken met Johannes Damaskenos (t749), voor de Latijnen gewoonlijk met Beda (t735). De grote kerkvaders uit die periode zijn voor het Oosten: Athanasios, Basileios de Grote, Gregorios van Nazianze, Johannes Chrysostomos; voor het Westen: Ambrosius, Augustinus, Hiëronymus, paus Gregorius i de Grote. Criteria voor een kerkvader zijn: rechtgelovigheid in de leer, heiligheid van leven, kerkelijke erkenning, behorend tot de christelijke oudheid. De wetenschap die zich bezighoudt met de studie van de vaderteksten heet →patrologie.

LITT: J.Quasten, Patrology (3 dln. 1940-60); F. Cayré, Patrologie et histoire de la théologie (1953); B.Altaner en A.Stuiber, Patrologie (7e dr. 1966). ICONOGRAFIE. Sinds de 8e eeuw worden in de westerse kunst vier kerkvaders afgebeeld, meestal in verband met dit aantal, samen met de vier evangelisten. Ambrosius staat tegenover Matteüs en is te herkennen aan zijn bisschopskleding, bijenkorf en gesel. Augustinus (tegenover Johannes) wordt voorgesteld als een bisschop met een boek en een brandend hart. Gregorius (tegenover Lucas) wordt afgebeeld als paus met tiara en de duif van de goddelijke inspiratie op zijn schouder. Hiëronymus (tegenover Marcus) is een kardinaal met kardinaalshoed en een model van de kerk, ofwel een kluizenaar met een leeuw aan zijn voeten.

De oosterse kerkelijke kunst kent drie kerkvaders: Basileios de Grote, Johannes Chrysostomos en Gregorios van Nazianze. LITT: K.Künstle, Ikonographie der christl. Kunst (2 dln. 1926-28).

< >